donderdag 13 oktober 2016

Stijf gevroren wasgoed en snellwassers


 

 

Een schonkige boerin stond met fors uitgevallen kont voorover over haar wasgoed dat ze in de morgendamp buiten hing. Er waren directoires bij waaruit je met gemak 100 strings kon maken voor normale kontjes. De mode is aan verandering onderhevig. Nog even en we lopen weer als Neanderthalers in ons Adamskostuum met een peniskoker(tje).

Ze opende met die enorme kont en dat wapperende wasgoed in de koelte van de morgen een luikje in mijn grijze massa. Zag plotseling mijn eigen moeder weer duidelijk voor de geest. We schrijven 1967, ik was een kind van 6 jaar met mollige beentjes en keek toe hoe ze het natte wasgoed uit de snel wasser in de centrifuge kwakte en nadat het snel rondtollende apparaat een beetje chagrijnig op gang kwam, begon er water uit het tuitje te lopen een teiltje in. Dan met het natte goed naar buiten de vrieskoude in. Moeder met kloven in haar vingers en het wasgoed stijf bevroren aan de waslijn. De kolenkachel snorde en ik zat op een kamelenzadel, een in onbruik geraakt meubelstukje waar je op diende te zitten, uit het raam naar haar te kijken. Ze was veel jonger dan ik nu zelf ben. Een jaar of 30 en eigenlijk een jonge meid nog. Maar in kinderogen zijn al de volwassen mensen stokoud, zo niet fossiel.

De boerin liep schonkig als ze verder was (op die kont na dan) als een berggeit in een waterarm gebied terug naar de boerderij die naar stront en meisjesadem rook. Haar reusachtige billen bewogen ritmisch en in de verte loeiden koeien hun hete adem het zwerk door. De morgendamp slokte haar op en ik fietste verder. Dag lieve boerin, dag lieve mama, dag stijf gevroren wasgoed, dag reusachtige billen. Het was me weer aangenaam.